Artikel over Pesten Artikel over Pesten

Wij pesten wel
Elke keer worden we in de publiciteit geconfronteerd met het probleem dat kinderen het slachtoffer zijn van pesten. Dit thema houdt mij al lange tijd zodanig bezig, dat ik in de pen kruip om op de oorzaak van het probleem van pesten in te gaan. De oorzaak van het feit dat kinderen elkaar pesten is -naar mijn gedachten- gelegen in het feit dat zij onwetend zijn opgevoed in een levensgevoel, waarin het onder de grote mensen blijkbaar geoorloofd is om elkaar te pesten. Zo zelfs, dat het voor kan komen, dat er getolereerd gepest wordt in gezinnen, in lerarenkamers, in kerkenraden, in christelijke gemeenten, op de werkvloer en zelfs door leerkrachten in de klas.
Het probleem is mijns inziens hierin gelegen dat we ten diepste niet op de hoogte blijken te zijn van wat het woord ‘pesten’ als containerwoord inhoudt. Ik licht er in dit artikel maar een enkel element uit.

Etiket

Pesten heeft betrekking op iets wat in de verbale of non-verbale communicatie in een groep(je) structureel, dus herhaaldelijk of voortdurend plaatsvindt. Zowel door degene, die pest, als ook zeker niet minder door degenen, die wetend of onwetend het pesten in de groep tolereert. Ik schreef dat ik er één element zou uitlichten. Hier komt het. Pesten voltrekt zich/vangt aan wanneer men iemand kleineert. Elke kleinerende opmerking, elke kleinerende blik, wanneer die in de groep structureel plaatsvindt, ontvangt het etiket ‘pesten’.
Degene die kleinerende opmerkingen of kleinerende gebaren of blikken te verduren krijgt, voelt zich gepest. Omdat hij of zij zich daardoor niet voelt gewaardeerd, maar juist gekleineerd. Niet alleen door gedegene die hem of haar pest, maar des te meer door degenen, die erbij zijn en het kleineren tolereren. Buiten de groep is er altijd wel iemand die naar de gepeste toegaat om hem of haar zijn steun te bewijzen, maar dit is des te pijnlijker voor degene die gepest wordt. Waarom? Omdat degene die je dat onder vier ogen komt vertellen, niet het lef heeft om in de groep (het openbaar) het kleinerende gedrag te duiden en de pester of pesters terecht te wijzen. Elk kleinerend woord, blik of gebaar, wat zich regelmatig in een groep herhaalt, krijgt door de gepeste het etiket van gepest worden, omdat de ontvanger van het pestgedrag zich niet gewaardeerd voelt, maar juist vernederd.

Stuurmanskunst

Kortom, grote mensen hebben tegen Gods Woord in dit pestgedrag mogelijk allang in hun grote mensenwereld getolereerd, omdat men ten diepste niet voldoende weet, wat pesten nu eigenlijk precies inhoudt. Pas als wij als voorgangers, ouders, leerkrachten, jeugdleiding, collega’s, etc. beseffen dat wij ook wel pesten (kleineren), wekt dat een waakzaam perspectief op, om het kleineren te kunnen duiden en dat onmiddellijk in het openbaar te benoemen en zo dergelijk gedrag openlijk de kop in te drukken, om zo onmiddellijk te voorkomen, dat dit kleinerend incidenteel gedrag verwordt tot (structureel) pesten. Dat lijkt mij de beste stuurmanskunst in de omgang met elkaar.

Bouwvakker

Ik noem ter concretisering een voorbeeld van een jonge bouwvakker in de bouwkeet. Hij had enorm last van jeugdpuisten op zijn gezicht. Wanneer hij in de keet bad voor zijn eten, kreeg hij regelmatig te horen: ‘Bidt je nu al weer dat je puisten weggaan?’ En iedereen zweeg…..
Volgens mij hoeft niemand, oud of jong, snel bang te zijn, om als pester zomaar in het openbaar van iemand uit de groep, vanwege zijn of haar pestgedrag, een berisping te krijgen. Helaas. We houden in groepsverband, gemakkelijk onze mond. Zwijgen we wanneer we spreken moeten, dan worden we door het pestgedrag van de ander te tolereren, zelf een mede pester voor onze gepeste naaste. Dat maakt het voor de gepeste, alleen nog maar pijnlijker.

Zesde gebod

Het diepste probleem hierbij is dat we dan Gods Wet (6e Gebod, Zondag 40 H.C.) willens en wetens overtreden. Ik denk hierbij aan het spreken van de HEERE in Leviticus 19 vers 17 ‘Gij zult uw broeder in uw hart niet haten (door van hem of haar weg te kijken, wanneer hij of zij gekleineerd wordt); gij zult uw naaste (de pester) naarstiglijk (in het openbaar) berispen en zult de zonde in hem niet verdragen.’

Ds. K.H. Bogerd (Wâlterswâld)

 
terug